kenmerken

faalangst kenmerken
- Faalangst gaat vaak samen met stress en spanning in je hele lichaam dus je wilt iets aan de situatie doen, je wilt vluchten of je raakt verkrampt
- Je vermijdt nieuwe situaties, blijft veilig in je comfort zone, en verzint excuses of strategieën om iets niet te hoeven doen of aan te gaan.
- Je houdt jezelf voor de gek met gedachten zoals: “Ach, die baan stelde toch niets voor”, “Dat meisje paste helemaal niet bij mij” of “Dat is toch niet voor mij weggelegd”.
- Je stelt dingen steeds maar uit. Het lukt niet om echt tot actie over te gaan, bang om te falen.
- Je voelt je niet goed genoeg, minder capabel dan andere, en je bent bang om je werk, of andere taken, niet aan te kunnen.
- Je vraagt veel bevestiging van anderen: “Doe ik het wel goed genoeg?”
- Je verhult je faalangst door bijvoorbeeld boos te worden op anderen (afweerreactie).
- Je haalt jezelf naar beneden en maakt bij voorbaat al excuses dat het wel niet goed zal gaan of niet goed genoeg is.
- Je legt de lat voor jezelf vaak onrealistisch hoog zodat je wel moet falen.
- Faalangst heeft vaak de werking van een ‘self-fulfilling prophecy’. Door de angst om te falen zet je datgene in werking waar je bang voor bent.
- Faalangst is soms geen angst om te falen, maar een angst voor succes.
Het is niet ongewoon dat faalangst samen gaat met een negatief zelfbeeld, een overmatige behoefte om controle te willen hebben (en houden).
Dyscalculie kenmerken
Het is belangrijk om dyscalculie vroeg te signaleren. Hoe eerder het kind passend onderwijs krijgt, hoe beter het is. Dit kan de ernst van de problemen verminderen en ervoor zorgen dat het kind beter meekomt in de klas.
Hieronder volgen symptomen in de kleutertijd en vanaf groep drie. Een kind hoeft niet aan alle symptomen te voldoen om dyscalculie te hebben. Wel is het zo: hoe meer signalen, hoe groter de kans op dyscalculie.
Kenmerken bij kleuters
- Het kind heeft moeite met het vergelijken van hoeveelheden.
- Het kind kan kleine hoeveelheden niet in één keer overzien.
- Het kind kan niet vlot tot tien tellen.
- Het kind heeft moeite met synchroon tellen (tegelijk tellen en aanwijzen) en resultatief tellen (bepalen van aantal voorwerpen).
- Het kind heeft een zwakke ruimtelijke oriëntatie en een gebrekkig richtinggevoel.
- Het kind kan vormen en kleuren niet snel benoemen.
- Het kind vindt het moeilijk om constructies van blokken of lego na te bouwen.
- Het kind heeft een zwak auditief geheugen.
- Het kind heeft moeite met rekentaal, rekenregels en symbolen.
- Het kind heeft geen belangstelling voor puzzels en telactiviteiten.
Kenmerken vanaf groep 3
- Het kind slaat getallen over bij het tellen.
- Het kind heeft problemen met de plaats van getallen en heeft weinig inzicht in het de getalopbouw. Schattend rekenen vinden ze dus erg lastig.
- Het kind vindt het moeilijk om getallen die ze hoort of denkt op te schrijven en maakt veel fouten in het correct lezen en schrijven van getallen. Bijvoorbeeld: getallen omkeren.
- Het kind is erg traag bij het maken van berekeningen.
- Het kind vindt het lastig om de instructie te onthouden.
- Het kind gebruikt eenvoudige manieren. Bijvoorbeeld: het blijft op de vingers tellen in plaats van rekenen met tientallen.
- Het kind pakt taken niet op een handige manier aan, maakt veel fouten bij een stapsgewijze aanpak en vindt het moeilijk om een strategie te volgen.
- Het kind heeft een grote hekel aan rekenen.
- Het kind kan emotionele problemen krijgen, zoals faalangst.