Faalangst bestaat uit 3 categorieën

Gepubliceerd op 19 februari 2019 om 11:46

Faalangst kun je in drie categorieën opdelen: cognitieve faalangst, sociale faalangst & motorische faalangst. 

 

Cognitieve faalangst:

Deze vorm van faalangst heeft alles te maken met het studeren. Het verwerven van kennis, het gebruiken van aangeleerde vaardigheden en het aantonen van samenhang. Als een student echt bang is om aan iets te beginnen, omdat deze bang is voor een negatieve ervaring en beoordeling, spreken we heel duidelijk van een cognitieve faalangst. De eventuele negatieve beoordeling komt natuurlijk allereerst van de leerkracht in de vorm van een cijfer, maar ook ouders, familie en vrienden spelen hierin een grote rol.

 

Sociale faalangst:

Deze vorm van faalangst komt voort uit het feit dat de persoon bang is om afgewezen te worden, of op een negatieve manier beoordeeld worden, door de groepen die belangrijk zijn in hun leven. Bij een groep horen is een basisbehoefte, volgens het model van Maslow. Met name voor jongeren is dit een erg belangrijk punt, en vormt voor een overgroot deel hun identiteit. Het hebben van goede sociale vaardigheden is hierin erg belangrijk. Bij het ontbreken hiervan, steekt al snel de sociale faalangst de kop op.

 

Motorische faalangst:

Mensen kunnen ook angstig zijn om fouten te maken tijdens het uitvoeren van motorische handelingen. Dit kan bijvoorbeeld optreden tijdens een gymnastiekles, sport in het weekend, handvaardigheid of tekenen.

 

Faalangst kan je ook zien aan kinderen van hoe ze zich gedragen. dat kan je merken door:

  • Clownesk gedrag: met grappen en grollen proberen deze kinderen hun faalangst te verbergen. Dat dit voor anderen af en toe vervelend is, nemen ze op de koop toe.
  • Agressief, brutaal gedrag: door het aannemen van een agressieve brutale houding verbergen zij hun angst.
  • Afhankelijk gedrag: deze kinderen willen voortdurend geholpen worden, ook als dat helemaal niet nodig is. Ze kunnen hun faalangst onder woorden brengen en proberen zo begrip op te roepen.
  • Stil, teruggetrokken gedrag: deze kinderen zijn heel gesloten en kunnen zich soms moeilijk uitdrukken.
  • Apathisch en droevig gedrag: deze faalangstige kinderen geven toe aan hun lage zelfbeeld en hebben een patroon van aangeleerde hulpeloosheid ontwikkeld. Als ze niet meteen worden geholpen, vervallen ze in een apathische en droevige houding.
  • Overdreven hulpvaardig gedrag: deze kinderen willen bij iedereen aardig gevonden worden. Bovendien, als je anderen helpt hoef je zelf niet aan je werk.